26 oktober 2012

Weg met clichés! En wel nu!

Deurmatten zijn heel nuttig. Als je ergens binnenkomt, kun je daar de modder (en eventueel de hondenexcrementen) mee van je schoenen schrapen. Zo wordt het huis niet vuilgemaakt, en kun je gasten in een aangename omgeving ontvangen. Je moet er dan wel op letten dat je op tijd die deurmat uitklopt, of zelfs in de was stopt. Anders begint ze te stinken, en wil er op de duur niemand meer over de drempel komen. Je huis mag dan zo aangenaam en proper zijn als maar kan, niemand zal het zien.

Hetzelfde geldt voor clichés. Geijkte formuleringen kunnen een handig opstapje zijn om aan je tekst te beginnen, of desnoods zelfs om af te sluiten. In je tekst zelf kunnen ze 'de conversatie gaande houden': zorgen voor een overgang. Maar ook clichés zijn af en toe aan een poetsbeurt toe, of moeten zelfs helemaal vervangen worden. Op de duur lijken alle teksten op elkaar, omdat ze allemaal met dezelfde rotzooi ingeleid en/of afgesloten worden. Voor een hoop mensen is die rotzooi in de eerste alinea al een reden om niet verder te lezen. Jammer natuurlijk, want dikwijls staan er verderop toch zinnige dingen. Daarom zou het niet slecht zijn als we met z’n allen op zoek gaan naar andere, liefst creatieve en persoonlijke manieren om een tekst te verpakken.

Hieronder vind je enkele clichés die ik dikwijls tegenkom in beschrijvingen van activiteiten, en die volgens mij dringend aan vervanging toe zijn.

M Laat je niet afschrikken door het thema, lees zeker verder!
Sommige mensen kiezen eerst een onmogelijk onderwerp, schrijven daar dan misschien een briljante tekst over, maar verpesten dat dan weer door te beginnen met een hele alinea verdediging van het onderwerp en de tekst. Zoiets moedigt nog minder aan om te lezen. Zelfs al heb je een moeilijk onderwerp gekozen, begin er gewoon aan!

M Veel leesplezier!
Ik haat het als ik aangemoedigd word om veel leesplezier te beleven, vooral als er in die tekst helemaal niets plezierigs staat: een tekst over reglementeringen, of een speluitleg, of een andere technische uiteenzetting bijvoorbeeld.

M Het wordt gegarandeerd een succes! De kinderen zullen het zeker fantastisch vinden!
Een voorstel voor een activiteit wordt dikwijls afgesloten met een variant op 'succes verzekerd'. Als de activiteit zelf er zielig uitziet, maakt zo'n cliché het alleen nog maar erger. Laat de lezers het gewoon zelf ondervinden.

M Als (...), dan kan het gewoon niet meer fout gaan!
Als er één ding is waar ik rotsvast van overtuigd ben, dan is het dat er wel dégelijk nog iets fout kan gaan, hoe goed je activiteit ook in elkaar zit. Er bestaan mensen die élke voorbereiding volledig de mist kunnen doen ingaan. Dat is op zich niet zo erg, soms kan het zelfs lollig zijn. Maar als die mensen lezen dat het niet meer fout kan gaan, en ze ervaren tot hun scha en schande dat dat wél gebeurt, krijgt hun zelfvertrouwen nóg maar eens een deuk.

M Het is leuk als (...)
Het kan zijn dat tekstschrijvers alles weten over wat ze zelf leuk vinden, maar soms gaan ze er nogal sterk van uit dat dat voor iedereen geldt. Ik vind het persoonlijk helemaal niet leuk als er attributen in het bos verspreid liggen uit een film die ik zojuist bekeken heb. Ik vind dat persoonlijk eerder lullig. En gewekt worden met iets anders dan muziek of ontbijt op bed, is goed om de rest van de dag vermoeid en geambeteerd te zijn. Geen filosofische gesprekken, oerwoudgeluiden, tromgeroffel of klaroengeschal voor mij, en zeker niets waar water aan te pas komt!

M Natuurlijk doe je (...)
Het kan ook zijn dat diezelfde tekstschrijvers weten wat ze zelf doen/deden in de jeugdbeweging of in de klas, maar dat maakt hen nog geen experts in wat andere groepen of leerkrachten doen. In onze Chirogroep was het bijvoorbeeld helemaal niet vanzelfsprekend dat we één keer per jaar op weekend gingen met de oudste afdelingen.

M (…), aarzel dan niet om (...)
Neem contact op. Punt. Ben je geïnteresseerd, neem dan contact op. En aarzel voor mijn part zoveel je maar wilt.

M met dat ietsje meer
Zo ongeveer alles wat de Chiro doet, doen we met nét dat tikkeltje meer. We zijn belachelijke uitslovers.

M Hoog tijd om (...) !
Zelden wordt dat gevolgd door iets dat echt dringend is.

M Aan jou om (...) !
Dat doet mij altijd denken aan de Frosties-reclames, en daar vond ik dat al onnozel.

M Hou [naam van een tijdschrift] in de gaten voor meer info.
Hoezo, hou een tijdschrift in de gaten? Als de volgende editie verschijnt, krijg ik ze gewoon in de bus, daar moet ik geen hele maand waakzaam voor zijn.

En weet je waar het eigenlijk allemaal op neerkomt? Lezers en lezeressen zijn niet dom. Ze kunnen zelf nadenken. Dat is misschien niet altijd waar, maar we moeten ervan uitgaan. Laat ze dus zelf maar beslissen of ze je tekst wel of niet lezen. Laat ze zelf maar ervaren of ze daar plezier aan beleven of niet. Laat ze zelf maar zien of iets een succes wordt of een gigantische flop. Láát ze aarzelen.
En wees niet bang als ze de tekst de schuld geven van hun eigen falen. Dat is een verdedigingsmechanisme dat elke mens in zich heeft. Liever de boodschapper afschieten dan de eigen tekortkomingen te erkennen. Dat geeft niet. Je bent er toch niet bij?

20 juli 2012

Geheugensteuntjes

Al elf jaar werk ik de teksten van Chirojeugd Vlaanderen af, en tussendoor deed ik ook al taalnazicht voor organisaties als Studio Globo, Jeugddienst Don Bosco en Steunpunt Jeugd. Zelfs daarvoor was correct en vlot taalgebruik trouwens al een stokpaardje van mij. In het middelbaar schreef ik spottende teksten over de taal- en andere fouten die leerkrachten uitgekraamd hadden tijdens de lessen - tot daar een rel van kwam en een kwade graadcoördinator mij stillegde. Aah, good times!

Of ik dus alles weet over het Nederlands, vragen sommige mensen mij. Anderen gaan er zelfs zomaar van uit.

Weet ik alles? Natuurlijk niet. Ik weet veel, dat wel, maar er zijn heel wat dingen waar ik over twijfel. Bovendien verandert taal. Wat is dus mijn belangrijkste 'taalvaardigheid'? Dat ik weet waar ik een antwoord op mijn vragen kan krijgen. Op taaladvies.net, bijvoorbeeld, waar je kunt opzoeken of iets tot de standaardtaal behoort. Of op vrt.be/taal, waar taaladviseur Ruud Hendrickx soms afwijkt van taaladvies.net, maar meestal met een goede reden.

Er zijn een aantal zaken die ik telkens weer moet opzoeken. Veel dingen onthou je zodra je ze eens opgezocht hebt, maar bij sommige twijfelgevallen lukt dat maar niet. Het voorzetsel bij prijsaanduidingen, bijvoorbeeld: mag je iets verkopen aan 500 euro? Ik onthou wel dat er één voorzetsel fout is, en dat het er bij andere van afhangt of het per stuk is, maar ik onthou maar niet hoe het zit. En nee, het is niet aan maar voor 500 euro. Of tegen 500 euro per stuk.

Een ander twijfelgeval is 'binnen de week' of 'binnen de twee weken': mag die 'de' er staan of niet? Hier is het antwoord: ja, in Vlaanderen wel. In Nederland zeggen ze 'binnen een week' en 'binnen twee weken'. In het Belgisch-Nederlands is de 'de' gangbaar, dus mag het.

Voilà, dat zijn al twee dingen die je nooit meer vergeet. Tenzij je net zo'n twijfelaar bent als ik, maar dan hoop ik dat je iets hebt aan de trucjes waar ik het over had. ('Trucjes', ja: met één u en een c. Kijk maar op woordenlijst.org. Hopla: drie dingen.) Of schrijf ze op. Ik ben hier aan het testen of dat werkt. :)

22 mei 2012

Degelijke doelstellingen opstellen en gebruiken

Zowel in het onderwijs als in het jeugdwerk beginnen heel wat uitgeschreven vormingsactiviteiten met een lijstje doelstellingen. Vreemd genoeg is dat dikwijls een samenraapsel van speldoelen, activiteitoverschrijdende doelstellingen en delen van de speluitleg.

Doelstellingen selecteren

In de beschrijving van een activiteit geef je antwoord op de vragen wat, waarom en hoe. De doelstellingen zijn een antwoord op de waarom-vraag: wat wil je met die activiteit bereiken, waarom zou je ze aanbieden? Het speldoel zelf is een antwoord op de wat-vraag. Dat is het kortste antwoord dat je kunt geven op de vraag: "Wat gaan we doen vandaag?" Het hoe is dan de volledige uitleg, de uitwerking van de activiteit.
Om het verschil tussen wat en waarom duidelijk te maken:
  • Wat: de spelers moeten om het meeste leventjes overbrengen. (Of in een ingeklede versie: de smokkelaars moeten zoveel mogelijk vracht verschepen.)
  • Waarom: de deelnemers leren elkaar beter kennen.
Of een voorbeeld uit het onderwijs:
  • Wat: de leerlingen werken in groepjes de verschillende onderdelen van een presentatie uit.
  • Waarom: de leerlingen leren samenwerken door de verschillende rollen binnen groepswerk uit te proberen.
Je mag daarbij kieskeurig zijn: niet elke samenwerkingsopdracht heeft als doelstelling dat de deelnemers leren samenwerken. Het is niet omdat ze iets doen, dat ze ook leren hoe dat moet. Probeer voor jezelf heel duidelijk te krijgen wat je wilt bereiken, en op welke termijn. Als je kinderen leert sjorren, wil je dan dat ze achteraf om het even wat kunnen sjorren of dat ze de basisknopen onder de knie hebben?

Doelstellingen formuleren

Ook doelstellingen verwoorden blijkt een moeilijke opgave. Het is belangrijk dat je daarin consequent bent.
Dus niet:
De leerlingen:
  • kunnen samenwerken;
  • kennen het verschil tussen zwart en wit;
  • leren omgaan met verschillen.
Kunnen samenwerken is een langetermijndoel. Je moet het verschillende keren gedaan hebben om er goed in te worden, en je moet ook feedback krijgen zodat je weet waar je moet bijsturen. Het verschil kennen tussen zwart en wit is iets wat je in één activiteit kan bereiken: eens je het uitgelegd hebt, mag je er in principe van uitgaan dat ze het kennen. Het verschil tussen de eerste twee doelstellingen en de derde is dat de eerste de eindsituatie beschrijven (het doel dat je bereikt wilt hebben) en de derde het proces (waar je in de activiteit aan wilt werken).

Doelstellingen gebruiken

Als je mensen iets wilt leren, zijn doelstellingen een handig instrument. Niet alleen voor jezelf, om duidelijk voor ogen te houden waar je naartoe wilt, maar ook voor je leerlingen of je deelnemers. Wat voor jou doelstellingen zijn, zijn voor hen namelijk verwachtingen. Als jij je leerlingen iets wilt bijbrengen, is het voor hen nuttig om te weten wat ze moeten kennen. Dan weten ze bijvoorbeeld ook hoe ze moeten studeren. Het zou dus logisch zijn dat je meedeelt wat je wilt bereiken.
Een andere manier om doelstellingen goed in te zetten, is door ze te gebruiken bij je evaluatie. Heb je bereikt wat je vooropgesteld had? Zo nee, waaraan lag dat dan?

Die evaluatie kun je voor jezelf doen, maar evengoed samen met je deelnemers. Zo kunnen ze suggesties doen om je activiteit bij te sturen, maar ook voor henzelf is dat nuttig. Als de activiteit voorbij is maar ze stellen vast dat ze nog niet beantwoorden aan de doelstellingen, dan weten ze ten minste waar ze nog aan moeten werken.

27 april 2012

Wist-je-datjes voor dummies


Er is een vreemd en hardnekkig virus op ronde. Het is gekend als het 'wist-je-datjessyndroom', en heeft verschillende symptomen. Eén van de bekendste is de 'titel' van een opsomming. Een reeks wist-je-datjes begint normaal gezien met de woorden “Wist je dat...”, waarbij elke regel een verderzetting is van die zin. Sommigen gebruiken letterlijk 'wist-je-datjes' als titel, maar doen dan alsof er toch “Wist je dat...” staat. Je krijgt dus een beschrijvende titel, en een lijst onvolledige zinnen.
Wist-je-datjes
  • deze zin geen begin heeft?
  • dat dus redelijk belachelijk overkomt?
Een tweede, veel voorkomend symptoom is de overgang tussen echte wist-je-datjes (de
zinnen die aangevuld worden) en opgesomde zinnen.
Wist je dat...
  • deze zin wel een begin heeft, en dus juist is?
  • Deze zin staat los van de beginwoorden, en hoort hier dus niet thuis.
Andere, minder vaak voorkomende symptomen zijn de dubbele 'dat', en een verkeerd gebruik van hoofdletters en leestekens.
Wist je dat...
  • Dat er in deze zin een 'dat' te veel staat, en dat die hoofdletter verkeerd gebruikt wordt?
  • deze zin een vraag is en dus moet eindigen op een vraagteken.
  • het zelfs moeilijk is om juiste leestekens te gebruiken als er meerdere zinnen staan. Sommige mensen verliezen zodanig hun verstand door dit syndroom, dat ze vragen op punten laten eindigen, en gewone zinnen op vraagtekens?
Natuurlijk gaat het niet alleen over de eigenlijke wist-je-datjes. Zo'n lijst kan beginnen met om het even welke woorden. Het probleem blijft echter hetzelfde.
Daarom vraag ik om...

  • extra aandacht te hebben voor opsommingen van zinnen die ingeleid worden door dezelfde woorden;
  • extra te letten op een juist gebruik van leestekens;
  • op te merken dat gewone zinnen in zo'n lijst kunnen eindigen op een punt, of op een puntkomma (behalve de laatste, dan). Heb je ergens in je opsomming twee zinnen, kies dan voor de punt. Anders krijg je kunstgrepen als in dit geval.

13 april 2012

Tips voor beginnende interviewers

Een goed interview begint met een goede voorbereiding

  • Begin op tijd met contact te leggen en opzoekingen te doen, zo hou je achteraf genoeg tijd over om goedkeuring voor publicatie te vragen.
  • Bereid je voor: vraag niet naar zaken die je gewoon kunt googelen.
  • Bereid je gesprekspartner voor: laat weten waar je het over wilt hebben, zodat hij of zij al kan nadenken over leuke of interessante dingen om te vertellen.

Een interview is een geschreven weergave van een vlot gesprek

  • Verwerk een interview via correspondentie of mails tot een echt gesprek. Stel bijvoorbeeld geen drie vragen na elkaar. Stel er een, en laat de andere weg. Als ze toch nodig of nuttig zijn, stel je ze later, na een eerste deel van het antwoord.
  • Geef het interview niet letterlijk weer, maar zorg voor een vlotte tekst met een logisch verloop. Speel desnoods wat met de volgorde waarin bepaalde onderwerpen aan bod kwamen als dat beter is voor je tekst.
  • Smileys in de tekst, dat past niet. Vervang smileys door (lacht) of (knipoogt), met cursivering.
  • Tekst tussen haakjes is altijd iets wat de interviewer toevoegt aan de tekst. De voorbeelden hierboven zijn goede illustraties. Ook noten van de redactie (n.v.d.r.) mogen erbij, maar gebruik dat zo weinig mogelijk. Gaat het over een bepaalde persoon en vermeldt de geïnterviewde alleen de voornaam, dan komt een n.v.d.r. met de familienaam over als opschepperij. Zet de familienaam er gewoon bij, alsof de geïnterviewde die zelf uitgesproken heeft.

De belangrijkste gesprekspartner is de geïnterviewde

  • De lezers zijn geïnteresseerd in wat de geïnterviewde te vertellen heeft, niet in wat jij gegeten of meegemaakt hebt voor je naar het gesprek vertrok.
  • Zorg dat in je tekst vooral de geïnterviewde aan het woord is. Stelde je een lange vraag en kreeg je een kort antwoord? Probeer dat om te draaien.

Zorg dat je geen klachten krijgt

Leg je gesprekspartner geen woorden in de mond en zorg dat je tekst vlot leesbaar is.

Voorbeelden

Dus niet:
  • “Ik hoorde dat je mag meespelen in een Hollywoodfilm, en dat je tegenspeler je grote idool is. Klopt dat?”
    “Inderdaad. Fantastisch, hé?”
  • Maar als je de Chiro draaiende moet houden met slechts een handvol leid(st)ers, dan loont het de moeite om te experimenteren met je manier van werken.
Maar bijvoorbeeld:
  • “Ik hoorde dat je mag meespelen in een Hollywoodfilm.”
     “Inderdaad. En mijn tegenspeler is mijn grote idool. Fantastisch, hé?”
     (n.v.d.r.: Dat is iets anders dan mensen woorden in de mond leggen. Wat er staat, was wel degelijk de inhoud van het gesprek op dat moment. Alleen de vertaling naar tekst verschilt wat van hoe het gesprek verlopen is.)
  • Maar als je de Chiro draaiende moet houden met slechts een handvol leiders of leidsters, dan loont het de moeite om te experimenteren met je manier van werken.

8 maart 2012

Hoezo, gendervriendelijk schrijven is moeilijk?

Je taal bepaalt niet hoe je denkt. Hoe we denken, bepaalt wel mee hoe onze taal evolueert. Een andere woordenschat opleggen zal onze mening dus niet veranderen. Nadenken over hoe je schrijft, en wat je er al dan niet bewust mee bedoelt, kan je wel over andere zaken aan het denken zetten. Dát is het doel.


Genderneutraal schrijven: zij en hij, of allebei

Een tekstproducent(e) die zijn/haar tekst genderneutraal wil opstellen, ondervindt soms dat zijn/haar tekst overladen wordt door haakjes, schuine strepen en dubbele onderwerpen. Als die auteur (m/v) overal hij/zij zet, of hem/haar of zijn/haar, en dat komt een paar keer kort na elkaar voor, dan is zijn of haar tekst verre van vlot geschreven.
Er zijn verschillende mogelijkheden om te ontsnappen aan de draken die in de alinea hierboven opeengestapeld werden. Als er maar één keer ‘hij of zij’ voorkomt in een zin is dat geen probleem, de tekst blijft vlot leesbaar. Een hele tekst over leiding (m/v) zou echter vol staan met dat soort dingen.
Om dat op te lossen, kun je bijvoorbeeld in de je-vorm schrijven. Vooral als je aanwijzingen geeft, kun je het beste die gebruiken. Zo spreek je de lezers ook directer aan. Vergelijk:
Dan geeft de leid(st)er de rest van de uitleg.
Dan geef je de rest van de uitleg.
De vliegen die je in deze klap allemaal slaat: je zin is korter, je tekst is genderneutraal zonder dat je kunstgrepen moet uitvoeren, en je spreekt het lezerspubliek (in dit geval leidingsmensen) direct aan.
Nog iets korter en directer is schrijven in de zogenaamde receptstijl:
Geef dan de rest van de uitleg.
Een andere strategie is in het meervoud schrijven. In plaats van aan elk kind zijn of haar knutselwerkje terug te geven, geef je alle kinderen hun werkje terug. In sommige gevallen kun je 'een' gebruiken in plaats van 'zijn/haar':
Iedereen brengt een knuffeldier mee.
Nóg een andere strategie is andere onderwerpen kiezen. Door je zinnen te verdraaien, vermijd je moeilijke constructies. Vergelijk:
Elke deelnemer krijgt zijn antwoordblad terug.
De jury geeft de antwoordbladen terug.

Genderbewust schrijven: doorbreek de mannelijke norm

“Is het niet voldoende als we in de inleiding schrijven dat we altijd de twee bedoelen als we ‘hij’ schrijven?” Vreemd genoeg wordt die vraag me altijd gesteld door vrouwen. Het antwoord zou al voorspelbaar moeten zijn: “Natuurlijk niet!” Er zijn nochtans veel auteurs die het doen. Zelfs Leen Pollefliet, in haar boek met een handleiding over hoe je genderneutraal kunt schrijven.
Er zijn verschillende redenen waarom zo’n voorwoord niet volstaat.
  • Je moet het geheugen van lezers zo weinig mogelijk op de proef stellen. Schrijf dus wat je bedoelt.
  • Voorwoorden worden dikwijls overgeslagen, dus zelfs mensen met een goed geheugen zouden niet weten dat je eigenlijk iets anders bedoelt dan je schrijft.
  • Zelfs al heb je dat zinnetje gelezen, en zelfs al heb je een goed geheugen, dan nog zal je mentale voorstelling van zo'n 'hij' een man zijn.
  • Zo'n voorwoord getuigt van intellectuele luiheid, want het is wel degelijk mogelijk om over beide geslachten te schrijven en toch een vlotte tekst af te leveren. Daar kreeg je ondertussen al een hoop tips voor.
  • 'Hij' gebruiken voor beide geslachten bevestigt de mannelijke norm.
Ik geef een voorbeeld van dat laatste. Een fotograaf kan zowel een man als een vrouw zijn. Tenzij je over een specifieke fotografe schrijft, zul je 'fotograaf' gebruiken als 'neutrale' term. Daar is niet per se iets op tegen, maar dan krijg je bijvoorbeeld een tekstje als dit:
Ronduit onweerstaanbaar, deze combinatie van Ferrarirood, blonde lokken en vrouwelijke rondingen. Fotografen zijn ook maar mensen, tenslotte. (Metro, 3/3/'05)
Wat klopt er niet?
  1. Het zijn voornamelijk mannelijke fotografen die close-ups maken van vrouwelijke rondingen.
  2. Als je de zin verandert in 'Mannelijke fotografen zijn ook maar mensen' (want het gáát over die mannen) wordt duidelijk dat het mannelijke gedrag tot algemeen-menselijk gedrag verheven wordt.
Dat is die mannelijke norm: gedrag dat typisch is voor mannen wordt als de norm gezien, en typisch vrouwelijk gedrag komt niet aan bod.
Een andere test: voor wie is dat geschreven? Juist: voor mannen. Vinden vrouwen de beschreven combinatie 'onweerstaanbaar'? Ik denk het niet. Had een vrouw het bijschrift mogen verzinnen, dan zou de laatste zin er waarschijnlijk zo uitzien:
Mannen zijn ook maar geile pubers, tenslotte.
Van een heel ander slag is de volgende passage uit het boek "Effectief communiceren voor dummies", geschreven door een man, maar heel duidelijk over mannen én vrouwen. Nog een troef van het boek: het spreekt de lezers rechtstreeks aan, en gaat er ook daarbij van uit dat het over mannen én vrouwen kan gaan.
Aan jezelf plukken: dit is een gewoonte waarbij je handen terwijl je probeert te luisteren bezig zijn met iets op je lichaam. Je speelt met een ketting, met een ring, trekt continu aan je stropdas, maakt een krul in je haar, of wrijft over je baard.
Het verschil met de tekst uit Metro is duidelijk.

24 februari 2012

Recept voor een goede speluitleg

Een speluitleg, dat moet als een recept zijn. Zowel van opbouw als van stijl. En hoe gebruik je een recept? Je schrijft het ingrediëntenlijstje over op een boodschappenlijstje, en het recept zelf lees je terwijl je staat te koken.

De opbouw van je uitleg

Ooit meegemaakt? Het hele gamma ingrediënten staat mooi uitgestald, klaar voor gebruik. Je begint met alle groenten te snijden (veel werk!) en water te koken. Je zit halverwege, alles gaat vlot. Maar dan ineens: "Neem twee eieren." Huh?! Waar komen die ineens vandaan? Die staan niet bij de benodigdheden! Hébben we nog eieren? Godver, nee. En nu?!

Frustrerend, hé. Of deze: je zit halverwege en je wilt aan de volgende stap beginnen, maar ineens moet je kokend water bij de hand hebben. Of de aardappelen moesten al gekookt en afgekoeld zijn. Lap!

Twee aandachtspunten, dus. Ten eerste: je materiaallijst moet volledig zijn. De spelbegeleiding moet met dat lijstje naar het materiaalkot kunnen gaan en alles ineens meenemen. Dan moet je halverwege het spel je groep niet in de steek laten om nog iets te gaan halen. Als je een paar kilometer verderop in het bos zit, is dat trouwens niet evident. En als er op voorhand al iets moet gebeuren met dat materiaal zet je dat er het beste ineens bij: voor een spel met een krantenknuppel vermeld je een krantenknuppel, niet een krant en plakband.

En ten tweede: je uitleg moet chronologisch zijn, en netjes gestructureerd. Bij het doel van het spel moet je niet uitleggen hoe ze dat moeten bereiken. Dus: “We moeten de draak verslaan.” Of: “Het is de bedoeling dat de deelnemers zo leren samenwerken.” Niet: “Aan de posten krijg je kaartjes die je moet inruilen voor dit en waar je achteraf dat mee moet doen.” Bij de uitleg over opdrachten in het kamp moet ook je niet beschrijven hoe ze aan de leventjes moeten komen om aan die opdracht te mogen beginnen. De manier waarop ze aan de leventjes moeten komen, moet je niet ingewikkeld maken door erbij te zeggen waar ze voor zullen dienen. En halverwege de uitleg kom je niet op de proppen met dingen die je op voorhand al moest doen.

Vergelijk het met de regels van een gezelschapsspel. Daarin staat eerst hoe je het spelbord moet klaarzetten, waar alle pionnen moeten staan, wat elke speler nodig heeft en hoe je bepaalt wie er mag beginnen. Dan volgt de eigenlijke uitleg, per spelfase. De titeltjes maken het makkelijk om snel nog eens op te zoeken wat er gebeurt wanneer er twee pionnen op hetzelfde vak terechtkomen, wanneer het spel ten einde is, en hoe je de punten moet tellen.

Dus:
  • Materiaal
  • Wat moet je op voorhand doen?
  • Wat moet je klaarzetten, en hoe? Hoe moet de groep ingedeeld zijn?
  • Wat is het doel van het spel? Dat bestaat uit één of twee, máximaal drie zinnen.
  • Hoe verloopt het - chronologisch en per fase?
  • Wanneer is de activiteit ten einde, en hoe rond je af?

De stijl

Een speluitleg moet niet alleen als een recept opgebouwd zijn, je schrijft ook het beste in dezelfde stijl. Dikwijls zijn mensen bang om bazig over te komen, heb ik de indruk, en ze willen ook de creativiteit van de lezers niet in de weg staan. Dat leidt tot twijfelstijl: “Je kunt dit, maar je kunt ook dat. Eventueel kun je nog iets anders. Of een tip: je kunt ook ...”

Eens je tekst op papier staat, moet je hem eens herlezen en overal ‘kan’, ‘kunt’ en ‘eventueel’ schrappen. In een recept staat er ook niet: “Je kunt eventueel wat zout toevoegen, of als je dat liever hebt, kun je een kruidenmengeling gebruiken.” Er staat: “Kruid met peper en zout.” Mag dat niet van de dokter of gebruik je liever iets anders, neem je dan aanstoot aan die tekst? Natuurlijk niet. Het is een recept – niet meer en niet minder. Wil je nog iets aan je gerecht toevoegen dat niet vermeld wordt? Dan doe je dat toch gewoon. Om dezelfde reden schrap ik trouwens zoveel mogelijk nietszeggende toevoegingen als “je mag ook altijd zelf nog opdrachten verzinnen”. Als ze dat willen, dan zullen ze dat uit zichzelf wel doen.

Welk vertelstandpunt neem je in?

Beschrijf wat er allemaal moet gebeuren tijdens de activiteit.
Speler A loopt naar punt B, voert daar handeling C uit, en tikt uiteindelijk speler D.
Beschrijf wie wat moet doen, zowel bij de activiteit zelf als bij de uitleg.
De spelleiding stelt de twee ploegen op achter de lijn, en geeft het startsein. De eerste van elke ploeg moet dan naar punt B lopen, daar handeling C uitvoeren, en uiteindelijk de volgende aantikken.
Geef concrete aanwijzingen aan de spelleiding.
Stel de ploegen op achter de lijn. Leg uit dat de eerste van elke ploeg naar punt B moet lopen, daar handeling C uitvoeren, en dan de volgende aantikken. Geef dan het startsein.
Of geef de uitleg zoals de spelleiding die moet geven.
Je staat in twee rijen achter elkaar. Na het startsein mag de eerste vertrekken. Die loopt naar punt B, voert daar handeling C uit, en keert dan terug om de volgende te tikken.
Welke vorm is de beste? Dat hangt van het spel af. Soms moet je zelfs eens één en ander uitproberen voor je kunt inschatten wat het duidelijkst is. Soms kan het zelfs het beste zijn om een combinatie te maken. In ieder geval moet je ervoor zorgen dat je tekst duidelijk is, en liefst zo bondig mogelijk. Gebruik zo weinig mogelijk bijzinnen. Verplicht jezelf te schrappen en te herschrijven!

DUS NIET: De leiding zegt dat de eerste in de rij een zin moet doorzeggen aan de volgende, die ze dan weer doorzegt aan de volgende, en zo verder tot bij de laatste, die de zin luidop moet zeggen.

MAAR WEL: De eerste in de rij moet een zin doorzeggen aan de volgende. Die zegt ze ook weer door aan de volgende, en zo verder. De laatste in de rij moet de zin luidop zeggen.

Heb je er trouwens op gelet? Ik gaf je vier mogelijkheden voor je vertelstandpunt, maar zonder ‘je kunt’ of ‘eventueel’. Veel directer, veel vlotter, en met hetzelfde resultaat: dat jij toch kiest wat jou het beste uitkomt.

Geef het kind een naam

Zodra je meer dan twee personen hebt, of meer dan twee gelijksoortige voorwerpen, gebruik je het beste concrete aanduidingen. De ene kan iets meebrengen voor de andere, maar wat moet je doen met nog iemand anders? De eerste brengt iets mee voor de tweede, en de derde doet iets anders? Het kan, maar het is niet helemaal dat. Frederik brengt iets mee voor Hilde, en Veronique is de hond in het kegelspel, dat is al iets duidelijker. Dat maakt het ook makkelijker als die mensen wat later nog iets anders moeten doen. ‘Eén iemand van de ene ploeg komt naar voren en neemt het op tegen iemand van de andere ploeg’, dat is veel te omslachtig en veel te afstandelijk. Dat is dus niets voor een activiteit in het jeugdwerk.
Voor ploegen geldt hetzelfde. Ploeg A start in het veld, ploeg B aan de zijlijn. Zo moeilijk is dat. Heb je een moeilijker opstelling, gebruik dan zoveel mogelijk een tekening om duidelijk te maken wat je bedoelt. Eén beeld zegt evenveel als 1000 woorden, dus ga maar na wat dat scheelt aan drukkosten!

Geef geen nietszeggende instructies

Hou de veiligheid in het oog. Hou de sfeer in de groep in het oog. Of nog erger: zorg voor een goede sfeer in de groep. Hopla, zomaar. Ik wil het je wel eens zien doen. Start!

Veiligheid is natuurlijk belangrijk, maar als je een risico ziet, moet je het benoemen: “Let op dat ze niet te ruw worden, anders doen ze elkaar pijn.”

Ploegen en groepen

Een ploeg veronderstelt samenhang, een groep niet. Toch blijft een afdeling een groep. Je kunt die wel in ploegen verdelen (ploegleden hebben een gemeenschappelijk doel, en dat maakt hen tot een ploeg), en je kunt ook aan ploegvorming doen. Ploeg gebruik je dus bij competitie en als er aan de onderlinge verstandhouding gewerkt wordt.

'Gasten' en 'mannen' is spreektaal. In het Standaardnederlands hebben die woorden een heel andere betekenis. Spreek over de leden, of gebruik de naam van de afdeling. 'Kinderen' kan ook nog, 'jongeren' ligt moeilijker.

Veelgebruikte woorden en uitdrukkingen

  • om de beurt of om beurten
  • Wie als eerste aankomt, heeft gewonnen of is de winnaar.
  • Het doel van het spel... / Het is belangrijk dat ... / De winnaar is degene die ... / De bedoeling is ...
  • om het eerste, om het verst
  • “De leiding moet ...” of “de leiding doet ...”. Niet: “Als leiding is het je taak ...”, want dat is fout. Je hebt die taak, of als leiding moet/doe je iets.

17 februari 2012

Vlotter schrijven met hulp van je tekstverwerker


Vlot schrijven is iets dat je zelf moet leren. Dat kan een computer niet in je plaats doen. Maar je kunt die computer wel op allerlei manieren inzetten om je daarbij te helpen. Gebruik jij een tekstverwerker alleen maar om tekst te typen en hier en daar iets vet of cursief te zetten? Dan lijk je op die Kroatische bouwvakker die voor het eerst met elektrische apparaten werkt.

Woordenboekaanvulling
in LibreOffice Writer 
De spellingscontrole van een tekstverwerker is het meest voor de hand liggende hulpmiddel. Het voordeel daarvan is dat het al tijdens het typen aangeeft waar er iets ongewoons staat. Zo vallen typfouten waar je anders over zou lezen toch nog op. Het nadeel is dan weer dat die spellingscontrole niet onfeilbaar is. De regel voor de tussen-s is bijvoorbeeld een probleem - en dat merk ik aan de teksten die ik moet nalezen. Die rode krulletjes zijn blijkbaar zo dwingend dat mensen s'en verwijderen die je nochtans duidelijk hoort wanneer je het woord uitspreekt. Een gouden regel: als je een s uitspreekt, laat ze dan staan. En voeg het woord toe aan je woordenboek: klik erop met je rechtermuisknop, en kies in het contextmenu voor 'Toevoegen aan woordenboek'. Dat moet in zowat elke tekstverwerker dezelfde procedure zijn.

Een ander hulpmiddel is AutoCorrectie. Dat vervangt automatisch bepaalde dingen die je typt door andere. Standaard zitten daar een aantal veelvoorkomende typfouten in, maar je kunt dat ook zelf aanvullen. Typ je bijvoorbeeld geregeld hetzelfde woord verkeerd? Stop dat in AutoCorrectie zodat je tekstverwerker dat automatisch juist zet. Ben je te lui om bijvoorbeeld 'met andere woorden' of 'onder andere' voluit te typen? Stop de afkorting in AutoCorrectie, zodat je tekstverwerker dat automatisch vervangt door het voluit geschreven alternatief. In Word 2010 klik je daarvoor op Bestand > Opties. Bij Controle vind je dan de knop 'AutoCorrectie-opties'. In Word 2003 en ouder zit dat onder Extra > AutoCorrectie-opties. Zoals je ziet, zitten er standaard al heel wat veel voorkomende typfouten in. Op YouTube kun je filmpjes bekijken van hoe dat allemaal werkt - zowel voor Microsoft Word als voor OpenOffice Writer.

'Zoeken en vervangen' kan ook handig zijn. Niet alleen voor dat zoeken en vervangen zelf, maar ook omdat je daarmee zichtbaar kunt maken hoe dikwijls je een bepaald woord gebruikt. Ken je je eigen stopwoorden al? Schrappen die handel. Of gebruik je veel te vaak het onderwerp van je tekst of een merknaam? Vervang dat door verwijswoorden of schrap waar mogelijk. Stopwoorden veroorzaken ergernis, te veel herhaling komt kinderlijk en/of betuttelend over. Als je in Word 2010 zoekt, worden de zoekresultaten automatisch gemarkeerd in je tekst. In oudere versies of andere tekstverwerkers kun je aangeven dat je die markering wilt zien.

Vijf keer 'trage wegen' in vier regels tekst? Dat kan vlotter!
En als je daar allemaal mee overweg kunt, is de volgende stap: met macro's werken. Maar dat is voor een volgende keer!

27 januari 2012

Vlot schrijven

Het schrijven van een vlotte tekst lijkt me een moeilijke bezigheid. Een vlotte tekst schrijven gaat volgens mij heel wat makkelijker. "Is dat niet twee keer hetzelfde?" Nee. Dat hoor je toch?!

Om de een of andere duistere reden spreken we allemaal ineens een andere taal wanneer we beginnen te schrijven. Omdat het 'juist' moet zijn. Hetzelfde fenomeen zie je wanneer 'gewone mensen' op tv komen: ineens zijn ze werkzaam en woonachtig. Jan De Wilde heeft daar een lollig liedje over, en in programma's van Mark Uytterhoeven werd er ook geregeld eens mee gelachen. Grappig allemaal, maar mensen blijven zo praten en schrijven.
Anderzijds: mensen - en zeker jongeren - schrijven meer dan ooit. We posten statusupdates op Facebook, we tweeten en becommentariëren, en we versturen bij momenten zo massaal sms'en dat de operatoren het niet meer aankunnen. Je zou toch denken dat al die oefening ons zelfbewuster maakt, en dat we ons comfortabel beginnen te voelen in ons taalgebruik? Vreemd genoeg wordt het er integendeel alleen maar erger op. We beseffen namelijk dat de situatie anders is wanneer we reageren op een zotte foto van een vriend dan wanneer we een artikel of een vergaderdocument opstellen. Het gevoel dat je in zulke 'officiële' teksten anders moet schrijven, wordt er alleen maar groter op. En dat is jammer.
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat mensen eenvoudige teksten niet alleen makkelijker begrijpen, maar dat ze de auteurs ook als verstandiger inschatten. Einstein zei naar verluidt ook zoiets: "Als je het niet eenvoudig kunt uitleggen, snap je het zelf niet."

Aan tafel, tijdens een middagpauze op het werk, kunnen we bijvoorbeeld vloeiend en met veel vuur vertellen waar ons nieuwste project over gaat. Het zou goed zijn als we dat vloeiend enthousiasme niet meer begraven onder veel te ingewikkelde zinnen zodra de situatie iets 'plechtiger' wordt. Schrijf zoals je spreekt, gaf ik vroeger als advies, maar er zijn te veel mensen die ook spreken als een ambtenaar. Schrijf dus zoals je spreekt tegen iemand van 12 jaar uit een andere provincie. Geen babytaal, maar ook geen Statenbijbelnederlands. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.