22 mei 2012

Degelijke doelstellingen opstellen en gebruiken

Zowel in het onderwijs als in het jeugdwerk beginnen heel wat uitgeschreven vormingsactiviteiten met een lijstje doelstellingen. Vreemd genoeg is dat dikwijls een samenraapsel van speldoelen, activiteitoverschrijdende doelstellingen en delen van de speluitleg.

Doelstellingen selecteren

In de beschrijving van een activiteit geef je antwoord op de vragen wat, waarom en hoe. De doelstellingen zijn een antwoord op de waarom-vraag: wat wil je met die activiteit bereiken, waarom zou je ze aanbieden? Het speldoel zelf is een antwoord op de wat-vraag. Dat is het kortste antwoord dat je kunt geven op de vraag: "Wat gaan we doen vandaag?" Het hoe is dan de volledige uitleg, de uitwerking van de activiteit.
Om het verschil tussen wat en waarom duidelijk te maken:
  • Wat: de spelers moeten om het meeste leventjes overbrengen. (Of in een ingeklede versie: de smokkelaars moeten zoveel mogelijk vracht verschepen.)
  • Waarom: de deelnemers leren elkaar beter kennen.
Of een voorbeeld uit het onderwijs:
  • Wat: de leerlingen werken in groepjes de verschillende onderdelen van een presentatie uit.
  • Waarom: de leerlingen leren samenwerken door de verschillende rollen binnen groepswerk uit te proberen.
Je mag daarbij kieskeurig zijn: niet elke samenwerkingsopdracht heeft als doelstelling dat de deelnemers leren samenwerken. Het is niet omdat ze iets doen, dat ze ook leren hoe dat moet. Probeer voor jezelf heel duidelijk te krijgen wat je wilt bereiken, en op welke termijn. Als je kinderen leert sjorren, wil je dan dat ze achteraf om het even wat kunnen sjorren of dat ze de basisknopen onder de knie hebben?

Doelstellingen formuleren

Ook doelstellingen verwoorden blijkt een moeilijke opgave. Het is belangrijk dat je daarin consequent bent.
Dus niet:
De leerlingen:
  • kunnen samenwerken;
  • kennen het verschil tussen zwart en wit;
  • leren omgaan met verschillen.
Kunnen samenwerken is een langetermijndoel. Je moet het verschillende keren gedaan hebben om er goed in te worden, en je moet ook feedback krijgen zodat je weet waar je moet bijsturen. Het verschil kennen tussen zwart en wit is iets wat je in één activiteit kan bereiken: eens je het uitgelegd hebt, mag je er in principe van uitgaan dat ze het kennen. Het verschil tussen de eerste twee doelstellingen en de derde is dat de eerste de eindsituatie beschrijven (het doel dat je bereikt wilt hebben) en de derde het proces (waar je in de activiteit aan wilt werken).

Doelstellingen gebruiken

Als je mensen iets wilt leren, zijn doelstellingen een handig instrument. Niet alleen voor jezelf, om duidelijk voor ogen te houden waar je naartoe wilt, maar ook voor je leerlingen of je deelnemers. Wat voor jou doelstellingen zijn, zijn voor hen namelijk verwachtingen. Als jij je leerlingen iets wilt bijbrengen, is het voor hen nuttig om te weten wat ze moeten kennen. Dan weten ze bijvoorbeeld ook hoe ze moeten studeren. Het zou dus logisch zijn dat je meedeelt wat je wilt bereiken.
Een andere manier om doelstellingen goed in te zetten, is door ze te gebruiken bij je evaluatie. Heb je bereikt wat je vooropgesteld had? Zo nee, waaraan lag dat dan?

Die evaluatie kun je voor jezelf doen, maar evengoed samen met je deelnemers. Zo kunnen ze suggesties doen om je activiteit bij te sturen, maar ook voor henzelf is dat nuttig. Als de activiteit voorbij is maar ze stellen vast dat ze nog niet beantwoorden aan de doelstellingen, dan weten ze ten minste waar ze nog aan moeten werken.